In de context van de eerste Triënnale voor Vormgeving in Vlaanderen in 1995, identificeerden we André Verroken als een sleutelfiguur, omdat hij niet alleen de enige meubelontwerper was met een constante productie sinds 1968, maar vooral omdat hij tot op vandaag steeds nieuwe stappen zet in deze discipline.
We situeerden Verroken er toen ook temidden van zijn tijdsgenoten. We hadden het toen over Emiel Veranneman, Pieter De Bruyne, Frank Declerck, Frans Van Praet en anderen. Een meer onbekende figuur was de Vlaamse Brusselaar Jan De Smedt (1929-1982), die heel wat bijbracht aan Verroken . Nog andere figuren zijn Rudi Vereist, meer een industriële designer, die naar Canada uitweek en Ludo Verbeke die zeer geïsoleerd en teruggetrokken minimale meubels creëert. We kunnen in deze context echt niet dieper op hen ingaan.
Tot 1995 kende Vlaanderen niet zo'n sterke meubelscène. Er gebeurde weinig nieuws. Na die datum krijgen we echter een bijzonder boeiende generatie, die vanaf het midden van de tachtiger jaren gegroeid was. In Vlaanderen blijft, in de periode van 1980 tot 1995, enkel Verroken op een constante en inventieve manier werken als een zuivere meubelontwerper. Hij vindt zichzelf een "late roeping", hoewel hij in 1968 in Schaarbeek zijn eigen studiebureau voor interieurinrichting stichtte en jarenlang (1971-1982) als free-lance ontwerper werkte voor de meubelfabriek N-Line International te Kluisbergen. Vanaf 1980 worden zijn creaties en de ideeën erachter sterker. Bovendien blijft hij gedurende al die jaren trouw aan zijn artistieke principes, waarop we verder terugkomen.
In 1979 ontvangt hij een werktoelage van het Ministerie van Nederlandse Cultuur om zijn experimenten i.v.m. objectmeubelen verder te zetten. Het is een mijlpaal want het betekent dat de toenmalige Commissie Beeldende Kunst in zijn werk een sterke artistieke dimensie waardeerde. Tot dat ogenblik had hij reeds flink wat meubels ontworpen, waaronder een aantal tafels, zoals de Piramidetafel (1973), Octet (1974), Vlindertafel (1976), de eettafels Duo (1978) en Kwadraat (1979), die alle reeds een stijlvastheid tonen. Het is een stijl die geworteld ligt in de geometrie en het architecturale, in het constructivisme, dat hij had leren kennen langs de overleden kunstschilder Marcel Henri Verdren met wie hij samenwerkte in het bureau van "Les architectes de la tour du midi" in 1968 en met wie hij tot zijn dood, in 1976, een intense vriendschap onderhield.
Halverwege de tachtiger jaren geeft hij zijn ideeën rond "module" en "stapelen" vorm. De meeste meubelobjecten van voor 1980 zijn tafels, gebouwd als harmonische composities van gelakte eenvoudige geometrische volumes. Op die eenvoudige vormen legt hij een transparant glazen blad, zodat de opbouw van het meubel in zijn ontwikkeling zichtbaar blijft en meespeelt in de ruimte, evenals de interferentie tussen kleur en vormen. Hij ontwerpt ook industriële meubels, maar ons interesseren vooral zijn meubelobjecten, waarin hij de inhoud van vorm en idee het scherpst kan stellen. En met deze creaties blijft hij zichzelf temidden van tal van trendy en of kritische veranderingen binnen het interieurdesign.
Een goed voorbeeld daarvan is de kast Sweet Belgium (1980), uitgevoerd in 1982 in MDF, waarop een satijnglanslak lag in zwart, rood en geel, uitgewerkt met spiegelglas en blauwe steen. Qua kleurgebruik kon je de kast in een Memphis-sfeer plaatsen; qua vorm kon je een inspiratie vinden in de twee peetvaders, Veranneman en De Bruyne, van het hedendaagse meubel in Vlaanderen. Nader onderzoek toont duidelijk de specifieke Verroken inspiratie. Sweet Belgium is een geometrische kast, waarin het begrip "stapeling" reeds vorm krijgt. Op die manier is het de voorloper van Stapeling , die hij vier jaar later creëert. In 1988 wordt zijn werk een eerste keer "geconsacreerd" in de tentoonstelling van Galerie XXI van de VABVTB, te Antwerpen. Je vindt er de Trapkast (1988), een bergmeubel in essehout zwart gebeitst met een witte gelamineerde plaat, met rubber en gepolijst staal, dat zes schuiven op telescopische geleiders bevat, en de Duizendpoot (1988), een bergmeubel in zwart gebeitst essenhout, waarin spiegelglas en gepolijst staal verwerkt zit, dat functioneert met zes schuiven op telescopische geleiders.
Op dat ogenblik komt hij volop in de publieke belangstelling. Zijn meubels worden goed ontvangen. In feite is Verroken er in geslaagd een tijdloze en vrije vorm te creëren. Een citaat uit 1984 vat volgens ons correct samen waar hij toen en nu nog mee bezig is: "De gebruikte elementen en composities, die steeds opnieuw in mijn werk terugkeren, verwijzen ( ... ) naar wat in de loop van de geschiedenis al is bedacht en gemaakt. Dat heeft niets te maken met nostalgie; ik probeer slechts in mijn ontwerpen de continuïteit in de architectonische traditie te herstellen en te bestendigen. Beelden uit het verleden, archetypen, bestaande meetkundige figuren tracht ik op een zodanige manier te gebruiken dat een eigen vocabularium ontstaat. ( ... ) Ik ben steeds op zoek naar de meest kernachtige vorm van iets".
Het beeldende wordt diepgaand onderzocht, het functionele in een ruimere context geplaatst. Over het esthetische aspect, zegt André Verroken zelf: "Hoewel ik 'mooi' een betrekkelijk begrip vind, kan mijn werk een zeker estheticisme niet worden ontzegd. Dat vloeit niettemin voort uit de grote zorg die aan de plastische problematiek wordt besteed: ingrediënten als verhoudingen en ritme, materiaal en constructie, symmetrie en geledingen krijgen de aandacht die zij verdienen."
Verroken zet de zoektocht naar de eenvoudige en uitgepuurde vorm verder en maakt in 1989 de Booker-prize, een boekenkast in MDF, multiplex berk en satijnglansvernis. Het is een letterlijke stapeling van elementen met twee verschillende hoogtes, die onderling verwisselbaar zijn. Op het eerste gezicht zie je schijnbaar chaos en wanorde, het tegenovergestelde van wat je van een boekenkast mag verwachten. Een tweede blik toont echter een strikte symmetrie, een geometrisch opbouw en een mathematische orde. Vermeldenswaardig is de recensie over de kast in het beroemde Italiaanse blad Domus. Boeiend aan het meubel is het minimaal bewerken van het materiaal MDF, wat in zijn tafelserie Duo, Trio, Kwartet, Kwintet, Sextet en Octet nog sterker wordt. Ze bakenen de ruimte af en hebben de kubus als basisvorm. Elke tafel bestaat uit twee of meerdere kubussen die in elkaar grijpen. Alle gebruikte afmetingen en diktes zijn een veelvoud van drie. Inspiratie putte hij uit de repetitieve muziek. In de tentoonstelling in de Brakke Grond veroorzaakten ze een paradoxale gewaarwording: uiterst zuiver, eenvoudig en alledaags aan de ene kant, maar tegelijk uitgebalanceerd, perfect en elitair aan de andere kant".
In 1994 stelt Verroken tentoon in de Stichting Veranneman. Hij toont er eveneens tekeningen, want zijn hele carrière door groeide hij als beeldend kunstenaar. De tekeningen staan in directe relatie tot zijn meubels. Ze zijn constructivistisch, soms decoratief, maar vooral monumentaal. Hij toonde er de "verstilde" versie van de Duizendpoot, ontworpen in 1988, maar in 1994 uitgevoerd in MDF en massief beukenhout, naturel gevernist. In 1994 ontving André Verroken de Henry Van de Velde Prijs voor Beste Product. Ze kwam hem toe voor de tafel Homenaje a Eduardo Chilida. Het is een eet-, werk- of vergadertafel ontworpen in 1993 en uitgevoerd in 1994 in MDF, rondom afgewerkt met fineer Indisch palissander en esdoorn, gevernist. Hij vertelt erover: "Tussen de vormen en de lege ruimte, tussen het hout en de lucht bestaat een verband dat moeilijk in woorden uit te drukken is maar dat het oog en het gevoel onmiddellijk waarnemen. Nooit voorheen heb ik dergelijk verband zo sterk ervaren als bij de eerste, lijfelijke confrontatie met het werk van de Baskische beeldhouwer Eduardo Chillida."
Verroken houdt ervan via zijn meubels te communiceren. Waar hij van droomt is "het evenwichtige, zuivere en heldere, gespeend van alles wat verward of neerslachtig maakt; kunst die voor iedereen die met zijn hoofd werkt, zakenman of intellectueel, een kalmerende rustgevende invloed geeft. Zoiets als een lekkere leunstoel, waarbij je kunt uitrusten;' In 1995 creëerde Verroken zijn Kontener, het zoveelste moduleerbare en stapelbare programma in de reeks. Hij wint er een bronzen Award mee in de "International Furniture Design Competition Asahikana", Japan, in 1996.
Eveneens in 1995 ontstaat Loflied aan de architectuur, een moduleerbare compositie die zowel in de hoogte als in de breedte kan worden uitgebreid. De geest van Martin Visser die hij eind de jaren 60 bij Spectrum in Bergeyk (NL) leerde kennen is duidelijk zichtbaar. Het zijn verschillende eenheden, een soort rekken, die in elkaar schuiven en door die constructie minder doorbuigen onder het gewicht van de boeken.
In 1996 volgt een barmeubel als onderdeel van een serie die om budgettaire redenen niet verder werd uitgewerkt. In 1997 bestelt Jan Hoet voor het gloednieuwe SMAK een vergadertafel, een variatie op de Chillida tafel. Ze is nog monumentaler ondanks de vereenvoudiging van het profiel. De tafel is zes meter lang. André ontwerpt in 1998 vervolgens een tafel geschikt voor twee tot tien personen. In 1998 komt er een klein zwart tafeltje met de titel Une table peut en cacher une autre, waarop een dubbelgevouwen houten blad rust dat tweemaal zo groot is (Sarah De Keuster, 2000). Op die manier wordt het geschikt voor twee tot tien personen. Het is een werk dat de sleutel vormt naar de Tafels van vermenigvuldiging, die hij ontwerpt voor de eenmanstentoonstelling in het VIZO in mei 2000. Alle tafels zijn samengesteld uit de combinatie van minstens drie aan mekaar geschakelde basismodules die zowel vierkant als rechthoekig kunnen zijn. Samen kunnen ze een leven leiden als tafel.
Tenslotte creëert hij de Kasten van vermenigvuldiging in 2001-2002. Hij rafelt de onderdelen waaruit de kast is samengesteld uit elkaar, haalt de verschillende delen uit hun verband, verwisselt de stukken, roteert, overlapt en verschuift en brengt alles terug samen tot een beeld dat er voorheen niet was. Sommige kasten worden gefineerd met twee met elkaar contrasterende houtsoorten wat de onderliggende manipulaties bloot legt, het achterliggende verhaal duidelijk maakt.
In de loop van 2002 introduceert Verroken opnieuw het lakwerk. Het was lang geleden dat lak opnieuw een metafoor werd. Een metafoor die door de toeschouwer moet ontdekt worden. Ik voel het aan als het dematerialiseren van een driedimensioneel object. Door die huid van lak wordt het object quasi ongrijpbaar, onaantastbaar.
In alle geval worden zijn meubels minder en minder consumptiegericht. Het werk wordt artistieker en is wars van compromissen. Dit is een prijs voor een loopbaan die nog helemaal niet ten einde is, maar eigenlijk een perspectief voor de toekomst biedt, waard.