In 1993 studeert Tine Vindevogel (°1971) af aan het Sint-Lucasinstituut te Antwerpen (nu de Karel de Grote Hogeschool, Departement Juweelkunst), maar ze vindt dit niet voldoende en trekt enkele straten verder naar het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten.
Daar krijgt ze de begeleiding van Wim Ibens (1934-1997) en Jean Lemmens (1945). En het bevalt. Vooral de vrijheid, de kans die ze krijgt om zichzelf te zoeken en te vinden. Spijtig dat het Hoger Instituut voor Schone Kunsten Vlaanderen zijn deuren gesloten heeft voor deze kunsttakken. Wellicht zou het een sterk platform kunnen zijn voor andere talenten uit de vrije vormgeving in Vlaanderen. Er zou een sterke nieuwe impuls kunnen van uitgaan.
Het meisje Vindevogel blijft wonen in het diepe West-Vlaanderen. Ze heeft er net een groot herenhuis gekocht, in Zwevegem. De bedoeling is er een platform voor kunst en kunstenaars en een privé te creëren. Uitwisselingen en workshops zijn de "formats" waar ze mee speelt, waar ze aan denkt. Zelf had ze een zeer goede ervaring met een workshop in Poitiers (F). Het bracht haar op zijn minst blijvende contacten met buitenlandse collega's. In die zin had ze graag "Huize Vindevogel" uitgebouwd. Misschien vindt ze er wel de mogelijkheid om contact te leggen met twee van haar grote voorbeelden als beeldhouwer Jan Vandekerckhove en architect Tandao Ando.
Hard werken en voortdoen ligt constant op haar lippen. Hard werken is wat ze tot nu toe gedaan heeft en ze verwijst met enige schroom naar haar handen. De handen van een edelsmid, eeltig, vol kleine krasjes en zwarte lijntjes, onopvallend maar toch aanwezig. Het tekent Tine. Ze is open, eerlijk en zet door. Daarom maakt iemand die iets kopieert van een ander haar zo razend. De toekomst blijft open, maar niet vrijblijvend. Daarvoor wordt er teveel energie geïnvesteerd. Het is evenmin de naam en faam van haar vader-kunstenaar die haar vooruitduwt, maar beiden zijn fier op elkaars werk.
Ze kreeg deze "Henry van de Velde-prijs" van het vizo voor de collectie sieraden die ze de laatste zes jaar bijeen smeedde. De juwelen ontstaan uit archetypische vormen. Cirkel en vierkant, afwisselend in - en omgeschreven, lijnen de vorm af. Een vorm met steeds een binnen- en een buitenkant, twee kanten, twee vrij in te vullen ruimtes. "Essentieel nieuw is dit niet, want op de keper beschouwd is alles reeds vorm gegeven. Iedere lijn is duizend en meer keren getrokken, getekend", meent ze,
"Maar toch kan het steeds anders. Ik doe het anders."
Tine werkt vooral beeldend. De bron van inspiratie is het leven zelf. Functie heeft niet echt haar volle belangstelling. Je merkt het aan de vorm van haar op het eerste zicht traditionele typologie. Uiteindelijk zijn het lijnen en vormen die gedragen worden. Geen ring, geen armband is een perfecte cirkel want dan pas zouden ze echt functioneel zijn. Van '93 tot '96 maakte ze "Cirkelringen", die met, zoals de naam het zelf zegt, een mooie cirkelvorm. Na '96 is die mooie ronde vorm verdwenen ten voordele van de "onstabiele" ellips, wat nog wordt geaccentueerd door de werken zelf. Ze zijn onstabiel. Neem je één deel weg dan bestaat het sieraad niet meer. De hele serie "Samengestelde ringen en armbanden" is rond dit principe gebouwd. In de nieuwste ontwikkeling legt ze de aandacht op het vallen van de ketting op de borst.
Een ketting met "iets" aan hangt meestal in driehoekvorm rond de hals en niemand schenkt aandacht aan die lijn, aan die ketting. Die onopvallende samenwerking tussen zwaartekracht, het menselijk lichaam en een ketting zoekt ze te bestendigen.
Over het materiaal als dusdanig had ze nog niet echt nagedacht. Voorlopig blijft ze bij zilver, alhoewel goud ook zou mogen, maar dat is nogal duur. Maar eigenlijk speelt het materiaal niet zo'n rol. Ze moet er kunnen "in" komen. En eenmaal zover werkt ze liefst vanuit het gekozen materiaal. Ze tekent en schetst niet of zeer weinig. Schetsen zouden haar lieve vrijheid te strak binden.
Vindevogel werkt vooral beeldend. Zeker in haar monumentaal werk van ijzer en staal. Daarin vindt ze een soort van fysische genoegdoening. Er moet al een keer iets opgetild worden. Ze last zelf, op de werkvloer tussen de "mannen". Het is wennen voor beide partijen. Grote sculpturen ontstaan daar. En haar sculpturen zijn belangrijk. Zo lag de structuur van de eerste aan de basis van haar "logo", de stempel waarmee ze al haar werk ondertekent. Maar er is ook een duidelijk verband tussen die sculpturen en haar juwelen.
Het is niet de eerste keer dat ze gelauwerd wordt. In 1998 werd haar werk bijvoorbeeld geselecteerd in de categorie "Beste product". Er waren ook tal van tentoonstellingen met haar werk, niet in het minst de expo "Belgian Contemporary Jewellery. die van Duitsland zwierf naar België, naar Slovakije, de Verenigde Staten en Japan. Laat deze eerste grote prijs, de "Henry van de Velde Prijs voor jong talent" een stimulans zijn voor haar verdere loopbaan, want zoals ze me zelf toevertrouwde:
"Het werk is nooit af."