Veeleer dan door markt en marketing, heeft Ann Demeulemeester zich als ontwerpster door dit soort vragen laten leiden, sinds ze in 1981 aan de Antwerpse Academie in mode was afgestudeerd, en ondanks -of juist vanwege- haar afkeer voor trends, glitter en glamour, en andere geplogenheden uit de modewereld, er al snel één van de meest toonaangevende namen van werd.
Even eigenzinnig hebben zij en haar partner Patrick Robyn hun leven totaal omgegooid, toen ze in 2013 de creatieve controle van het merk doelbewust uit handen gaven, om zich -Voltaire indachtig- in alle bescheidenheid op het cultiveren van een eigen tuin te storten. Die obsessie om als een schilder helemaal opnieuw met een maagdelijk wit canvas te beginnen, dat altijd al centraal stond in haar werk, leidde onlangs na zes jaar van hard labeur ook tot eerste collecties in disciplines, waarbij ze helemaal van nul en met weinig meer dan de blote handen de confrontatie met voor haar totaal nieuwe materialen en technieken was aangegaan. “De halsbrekende tred van de industrie werkte verstikkend. Ik wou mezelf de tijd geven om een andere manier van leven uit te proberen, zodat ik weer ten volle traagheid kon ervaren. Tegelijk wou ik mezelf opnieuw kwetsbaar opstellen, een punt bereiken waar iets weer aartsmoeilijk wordt”. Wordt vervolgd.
Eén jaar nadat Ann Demeulemeester in 1981, toen 22 jaar jong, als mode-ontwerpster was afgestudeerd, had ze al de eerste Gouden Spoel gewonnen, een trofee waarmee de Belgische overheid de lokale textielindustrie uit het slop wou halen. In 1985 richtte ze met Patrick Robyn de firma 32 BVBA op. Nog een jaar later volgde een eerste collectie, en verwierf ze -na een presentatie in Londen met een aantal andere afgestudeerden van de academie- van de ene dag op de andere cultstatus als één van de Antwerp Six. Dé grote doorbraak volgde echter toen ze in 1991 haar eerste echte Parijse défilé organiseerde. Die had haar van nergens tot plaats twee op de internationale ranglijst van Créateurs in het toonaangevende Journal du Textile gekatapulteerd. Wereldwijd bleef de pers haar sindsdien in superlatieven ophemelen: Queen Ann, Our Lady of Antwerp, of The Rock Goddess.
Makers
Met Patrick, die zich liever op de achtergrond houdt, vormt ze ook vandaag nog in alle opzichten een duo. “Ik kan me zelfs niet voorstellen zonder hem te werken,” zegt Demeulemeester. Van bij het begin ambieerden ze daarbij bewegingskunst, kunstwerken die aan de wandel zijn. Voor ze mode studeerde, had ze in Brugge een schildersopleiding gevolgd. Haar fascinatie voor kleding was pas gegroeid toen ze op zoek ging naar manieren waarop die het karakter van haar modellen tot uitdrukking kon brengen. “En ook daarna wou ik voor alles energie en gevoelens opwekken.” Mee daarom heeft ze het over kleding en niet over mode als ze haar werk moet omschrijven. En is ze al even allergisch voor het begrip art-director, dat verwijst naar iemand die louter delegeert en richtlijnen geeft. Liever noemt ze zich een maker, die met de handen denkt: “Creëren is onze bestaansreden. Of het nu om kleding gaat, meubelen, groenten, of borden om op te eten – altijd is er de neiging om datgene wat we om ons heen in huis nodig hebben zelf te ontwerpen. Daaruit is al ons werk ontstaan. Ik hou ook van het gevoel om in alle stilte met niets dan mijn handen iets te kunnen scheppen. De eenzaamheid die daarmee gepaard gaat werkt bevrijdend”. Niet voor één gat te vangen had ze haar werk ook met dat van een architect vergeleken, in plaats van een decorateur. Met dat van een romanschrijfster ook. En dat ze -in sterk contrast met de glamour en de glitter die het modebeeld bepaalt, bij voorkeur in zwart-wit werkte, had dan weer vooral te maken met het feit dat ze de aandacht ‘niet wou afleiden van het sculpturale’ in haar oeuvre.
Pluimpje
De macht van kleding en hoe die, over alle grenzen heen, twee zielen met elkaar verbinden kan, had ze al ervaren toen ze Patrick voor het eerst ontmoette en onweerstaanbaar aangetrokken werd door die veer op zijn jas. Dat pluimpje is nadien een hoofdrol in haar werk blijven spelen. En dan was er dat ene moment in 1975 toen ze in de etalage van haar plaatselijke platenzaak voor het eerst met het album Horses geconfronteerd werd en onmiddellijk een band voelde met de zangeres zoals die door haar vriend, de legendarische fotograaf, Robert Mapplethorpe op de hoes werd geportretteerd. Ze keek recht in de camera, in een outfit die later voor een groot deel de look van haar collecties zou bepalen: een wit hemd, een zwart lint om de nek, en een zwart jasje achteloos over de schouder geslagen. Dat ene moment had het leven van de Waregemse teenager voorgoed veranderd. Ze moest en zou ooit met deze vrouw in contact treden. Een belofte die ze later ook waar maakte toen Patti Smith op een moment van diepe eenzaamheid in Michigan-Detroit een doos ontving, met daarin drie smetteloos witte hemden. Het was het begin van een levenslange vriendschap.
Rimbaud
- Patti Smith - die ooit vertelde dat ze de producer van Horses, John Cale, heel veelzeggend had gekozen na een soortgelijke epifanie, bij het zien van de cover van diens album Fear - haalt het verhaal over de wijze waarop Demeulemeester haar ontdekt heeft ook aan in The Girl from Flanders, haar inleiding tot het monumentale boek dat Ann Demeulemeester publiceerde kort nadat ze in 2013 de artistieke controle van haar modehuis in handen gaf aan Sébastien Meunier. Het boek bestaat op die ene tekst na enkel uit 1010 foto’s, die een overzicht bieden van meer dan dertig jaar ontwerp. Niet opgedeeld in seizoenen maken ze nog maar eens duidelijk hoe, tegen de mallemolen van de mode in, waarin ontwerpers met elk nieuw seizoen tot een nieuw thema worden gedwongen en een stijl al even snel verdwijnt als hij is gekomen, Demeulemeester radicaal voor een andere weg koos. Een gestage uitbouw van een geheel eigen taal stond daarin voorop, los van trends en seizoenen en aan de hand van alsmaar wisselende combinaties uit een heel eigen alfabet van elementen die stuk voor stuk ook als statement, metafoor, en totem begrepen konden worden: van dat simpele pluimpje, over het zwart-wit kleurenpalet, tot biker boots en een asymetrische snit, tot doelbewust onvolmaakte kledingstukken die ook de onvolmaaktheid van de condition humaine moesten reflecteren. De drager kreeg daarbij door de talloze verwijzingen letterlijk een tweede huid aangemeten, waarmee hij of zij zich inschrijven kon in een lange rij van verlichte, visionaire geesten en vermaledijde rebelse dichters die ondergronds door de geschiedenis loopt en zich afzet tegen de leugen van het rationalistische vooruitgangsdenken -van William Blake over Arthur Rimbaud, Smith’s favoriete dichter, tot Smith zelf, of Nick Cave, PJ Harvey, en andere kunstenaars waarmee Demeulemeester had samengewerkt,
Canvas
“Met elk kledingstuk ga ik terug naar nul,” zei Demeulemeester ooit. En: “Als ik rood gebruik, moet ik het gevoel hebben dat ik rood uitvind’. Voortdurend bleef ook het wit schildersdoek terugkeren, als materiaal voor haar uitnodigingen, catwalks en Flagship Store, of waarmee de tafels werden overtrokken, die ze op vraag van de Belgische kantoormeubelfabrikant Bulo ontwikkeld had. Reeds midden jaren ’90 gaf Demeulemeester ons te verstaan dat ze niet op de vele aanbiedingen van de modewereld wou ingaan, omdat ze ‘de toekomst zo open mogelijk’ wou houden, en te allen tijde ‘een vluchtlijn’ wilde bewaren, waardoor ze opnieuw van nul kon starten. Het zou uiteindelijk nog haast twee decennia duren voor ze daar werk van maakte en Antwerpen inruilde voor het meer landelijke Kessel, om er zich volledig op de aanleg van een bloemenpark en een moestuin te storten. Het had haar inmiddels ook respect voor het meedogenloze en de onvoorspelbaarheid van de natuur bijgebracht: “Er kan een storm opsteken, en plots is iets wat je liefhad morsdood. Je moet dan leren helemaal opnieuw te beginnen, maar aan een ritme dat pas na jaren tot resultaat leidt. Die traagheid is zowat het tegendeel van mode”.
Chiaroscuro
Terwijl ze pas sinds kort opnieuw in contact staat met het modehuis dat afgelopen zomer door Claudio Antonioli overgenomen werd, had het obsessief wroeten in aarde haar er op een dag ook toe gebracht een zak porseleinklei te kopen. Met de haar eigen zin voor perfectie had ze in de daaropvolgende jaren half Europa afgereisd om zich de knepen van het ambacht van keramist eigen te maken. Maar vooral had ze zich in alle eenzaamheid en gekleed in een witte laboratoriumjas in de kelder opgesloten, bij de enorme Duitse oven die Patrick voor haar had gekocht. Zonder dat dit aanvankelijk de bedoeling was, leidde dit recent bij de Belgische fabrikant Serax tot een paar eerste collecties tafelservies, één picturaal en een andere sculpturaal. Naast keramiek omvatten ze ook glazen en bestek, terwijl Patrick een collectie lampen ontwierp. Net als bij hun modecollecties zijn ze het resultaat van een naadloze synergie tussen industrie en handwerk, waarbij Chinese ambachtslui er bijvoorbeeld na eindeloos proberen uiteindelijk in slaagden om met de hand een chiaroscuro spel van licht en schaduw op de borden te schilderen, zoals zij dat voorgedaan had. De ronde borden vormen natuurlijk een perfecte illustratie van de ringvorm die altijd al het werk van Demeulemeester beheerste, als Mandala of metafoor van Nietzsche’s Ewige Wiederkunft. En onwillekeurig brengt het ijl pulserende motief van de chiaroscuro het pluimpje in gedachten dat ook de cover van de catalogus siert. De wijze waarop Demeulemeester er al meteen bij deze eerste collecties in geslaagd is het materiaal met haar poetica te bezielen is ronduit verbluffend. Maar nog het meest beklijvend is de haast kinderlijke geestdrift waarmee het wereldberoemde duo praat over deze collecties en diegene die nog op stapel staan. Als waren ze jonge designers die nog veel te bewijzen hadden.