Siegfried de Buck begon zijn loopbaan in 1972 als edelsmid en juweelontwerper. Hij ontwikkelt hedendaagse sieraden en stukken zilverwerk.
Het is alweer een tijd geleden dat ik nog een artikel publiceerde over de persoon en het werk van mijn oude vriend Siegfried De Buck. Zijn loopbaan als edelsmid en juweelontwerper begon enkele jaren voor mijn loopbaan als promotor van hedendaagse toegepaste kunst en design. Hij startte in 1972, ikzelf in 1975.
We leerden elkaar al heel snel kennen en groeiden samen op in de wereld van de toegepaste kunst. Het waren boeiende tijden. Er was heel veel verandering op til in het domein van die toegepaste kunsten omdat sommige ontwerpers hun kunst wilden ontvoogden en laten aansluiten bij de plastische kunst. Die plastische kunst lag toen dichter bij de crafts dan design, dachten ze.
Alle disciplines uit de toegepaste kunst fungeerden in die jaren als laboratoria voor allerlei experimenten en zeker ook het juweelontwerpen. In dat domein waren de meest progressieve stromingen vanaf halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw te situeren in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. In België bleven sieraden een redelijk conservatief en burgerlijk gegeven, maar die mentaliteit werd eind jaren zeventig, begin jaren tachtig doorbroken. Siegfried was daar een voortrekker in. Na zijn opleiding tot edelsmid aan het IATA in Namen, de opvolger van de School van Maredsous, startte hij zijn eigen studio, gebaseerd op de hedendaagse visie hem meegegeven in die opleiding. Het was een keuze die bepalend zou zijn voor zijn loopbaan en die hij tot op vandaag trouw blijft, een loopbaan die nog lang niet ten einde is en bekroond wordt met de Henry van de Velde Award. Siegfried De Buck was trouwens de zilversmid die als eerste een trofee voor deze Award ontwierp, wat gevolgen had voor de evolutie van zijn werk.
In het begin van de jaren tachtig ontmoetten we elkaar heel regelmatig en voerden we heel wat gesprekken over hoe een hedendaags sieraad kon gelden, welke materialen er geschikt voor waren, welke technieken interessant waren, of het kunst was of niet, of een uitvergroot juweel als sculptuur zou kunnen functioneren, en nog veel meer. We reisden naar het Schmuckmuseum in Pforzheim (D), toen het mekka van de hedendaagse juweelkunst, om zijn werk voor te stellen aan dr. Fritz Falk, de toenmalige directeur. We reisden eveneens naar Londen voor de tentoonstelling Jewellery Redefined, waarin de meest gekke, ingenieuze en vooruitstrevende sieraden werden getoond. Het was een tijd waarin ontwerpers uit andere disciplines zoals textiel, keramiek en ook zelfs kunsthistorici zich op het maken van sieraden toelegden.
Hun werk opende nieuwe perspectieven voor de edelsmeden, die op dat ogenblik nog sterk gebonden waren aan hun ambachtelijkheid. In Brussel was Bernard François actief, toen dé grote pionier met vonngevingin Vlaanderen een compleet nieuwe stijl van sieraden, geruggensteund door Emile Souply. Bernards 'Galerie Néon' was daardoor internationaal erkend. Siegfried nam in Vlaanderen de rol van pionier op zich toen hij les begon te geven aan het sieradenatelier van het St.Lucas Paviljoen, artistiek departement van de huidige Karel de Grote-Hogeschool te Antwerpen, hoewel slechts deeltijds omdat hij de vrijheid van zijn eigen atelier wilde te behouden. Hij hield ook meer van evolutie dan revolutie, gewoon doorgroeien, zonder op de barricaden te staan. Zo werkte hij op zijn eigen manier verder en we citeren Vormgevingin Vlaanderen hem: Als ontwerper functioneerde ik meer als een katalysator die alle invloeden van buiten uit deed fusioneren in een nieuwe vorm'. Het was een zeer constructieve methode om de avant-garde ideeën uit Londen, Amsterdam en München in die Antwerpse opleiding ingang te doen vinden. In de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen was er gelijktijdig een bijzonder boeiende opleiding, zeer sculpturaal georiënteerd, maar eerder introvert. Sommige alumni van de Koninklijke Academie startten een lesopdracht in het St.Lucas Paviljoen. Het resultaat van de leeropdracht van Siegfried was echter dat op zeer korte tijd zijn afgestudeerde edelsmeden in de internationale juwelenscène integreerden. Toppunt in zijn loopbaan in die periode was de creatie van zijn juwelenpaviljoen voor de kunstbeurs Lineart in 1983-Het paviljoen was een uitvergroting van één van zijn bekendste sieraden: 'Cirkel, driehoek', de gouden driehoek die een zwart rubberen cirkel doorsnijdt. Hij vergrootte het sieraad uit om de sculpturale waarde ervan te onderzoeken. 1983 was een vruchtbaar jaar voor Siegfried De Buck. Er waren contacten met het buitenland, hij snuisterde wat in de literatuur, hij bruiste van ideeën en probeerde het ene experiment na het andere uit. Zo ontstonden sieraden uit plexiglas, met olifantenhaar, in hout en staal, steeds in combinatie met edele metalen en vooral goud.
We maken een kleine sprong in de tijd en belanden in het jaar 1990. Er is de Biënnale Interieur in Kortrijk en ik organiseer er TReASHure isLand, een afvalcontainer, omgetoverd tot een schatkamer. Vandaar de misleidende Engelse titel. Siegfried zegt, samen met een tiental andere ontwerpers, toe om een 'schat' te scheppen. Hij smeedt voor het eerst in twintig jaar een zilveren koffieservies. Het resultaat is verbluffend en trekt de aandacht van Alberto Alessi, die op dat ogenblik eregast is van de Biënnale, hoewel Siegfried met dit werk reageerde op de 'intellectuele uitverkoop' van de zilversmeedkunst door Alessi aan architecten en industriële designers. De vaklui, de edelsmeden mochten alleen uitvoeren en daar was hij niet mee akkoord. Zijn antwoord was een serie zilveren objecten die hij tot laat in de jaren negentig ontwierp en maakte. Hij verwierf er grote roem mee. In 1993 leidde Siegfried een workshop ter gelegenheid van de tentoonstelling met internationaal zilverwerk Een schitterend feest georganiseerd door ondergetekende in het kader van het evenement Antwerpen. Culturele Hoofdstad van Europa. Aan deze workshop werkten topdesigners en topbedrijfsleiders mee zoals Alberto Alessi, Alessandro Mendini, Gabriele de Vecchi, Friedrich Becker, Jean Lemmens en Siegfried De Buck. De tentoonstelling gaf een nieuw elan aan de creatieve en hedendaagse zilversmeedkunst in ons land, toen op sterven na dood. Zo kon het gebeuren dat de provincie Oost-Vlaanderen een zilveren chocoladekan, gesmeed door De Buck, in 2000 overhandigde aan Prins Filip en Prinses Mathilde bij hun Blijde Inkomst in Gent. Siegfried laat de juweelkunst echter niet vallen en creëert gelijktijdig de serie 'Spina', waarmee hij het lijfelijke, het vrouwelijke, van zijn sieraden onderstreept. En nog steeds in diezelfde periode vroeg ik Siegfried een trofee te ontwerpen voor onze eerste Henry van de Velde Prijzen. Hij ontwierp een staf, uit zilver en edelhout, waarin een bul kon geborgen worden. De realisatie van deze trofee leidt later tot zijn serie 'Wandelstokken', die hij voor het eerst in 1996 in Amsterdam tentoonstelt.
Liefde voor techniek is een leidraad in zijn gehele oeuvre. Techniek als concept is drager van zijn artistieke gedachte, zijn visie. Siegfried De Buck houdt van mechaniek, goed afgewerkt en verfijnd, mooi van lijn en vorm. Een blitse sportwagen, motoren vinden hun echo in zijn juwelen, die op hun beurt associëren met het quasi perfecte menselijke, vrouwelijke lichaam; schoonheid geformuleerd op een sensuele manier.
Eind jaren negentig ontwierp hij samen met Katrien Van Hulle de 'Table for two' uitgegeven door Colect. Een versie van diezelfde tafel liet Katrien onlangs vergulden en stelde hem tentoon tijdens Interieur 2008.
Siegfried realiseerde in de laatste 35 jaar een ongelofelijk gevuld curriculum, waaruit we een paar recente hoogtepunten lichten. Er was de Sterckshofopdracht omstreeks 2003 en zijn monografie uitgegeven door Stichting Kunstboek en Design Vlaanderen 4. Later volgde een masterclass 'Juweelontwerpen' gedurende één week, in het Royal College of Art in Londen, waarop hij met reden bijzonder fier is. Er kwam een culturele missie naar Zuid-Afrika (Kwazoeloe Natal), om te onderzoeken of er nog oorspronkelijke ambachtelijke technieken aanwezig waren en er eventueel nieuwe impulsen aan gegeven konden worden, en om er zelf uit te leren, uiteraard. Hij beschouwde het als een herbronning. Tentoonstellingsgewijs was er de expo in het Design museum te Gent, waar hij samenwerkte met Bart Janssen, dichter, en Luc Derycke, uitgever, vormgever en fotograaf. Tenslotte waren er de recente persoonlijke tentoonstellingen in MARTa te Herford, bij Jan Hoet, en in de Belgische Ambassade in Peking, tijdens de Olympische Spelen 2008.
Toen hij startte was er weinig belangstelling voor hedendaagse sieraden. Vandaag is de situatie anders, eigenlijk omgekeerd. Aan de ene kant verkopen hedendaagse sieraden beter, aan de andere kant is er minder onderzoek. Het gaat dus goed en niet goed. 'De studenten zijn heel braaf, misschien te braaf, vindt hij.
Collectiegewijs bevinden zich verschillende sieraden en stukken zilverwerk in belangrijke musea zoals het PMMK (Oostende), het Museum Boijmans Van Beuningen (Rotterdam), het Victoria and Albert Museum, het Royal College of Art (Londen), het Schmuckmuseum (Pforzheim), het Design museum (Gent), Zilvermuseum Sterckshof (Antwerpen) ... Hij weze van harte gefeliciteerd met deze Henry van de Velde Award voor Loopbaan.