Het gedicht waarmee onze Boerentoren zijn liefde bezong was vier strofes lang toen ik het aan Dooreman doormailde. Hij repliceerde meteen: als ik dit allemaal op dat ene doek moet zetten? Dan leest geen hond het. Zijn voorstel als vormgever, gericht aan de auteur, was redelijk radicaal: wil je impact, Lanoye? Hak dan driekwart van je gedicht weg. Ja, neem vrede met alleen die laatste strofe. De rest lezen de mensen wel in de krant of op de site van de stad.

Geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht om Dooremans raad in de wind te slaan. En daar ben ik blij om tot de dag van vandaag. Natuurlijk had hij gelijk. Zelfs op die afmetingen kan tekst alleen maar impact hebben wanneer hij niet alleen tekst is, maar tegelijk ook beeld.

Een icoon gemaakt van letters, een teken gemaakt van taal. Pas toen de banier effectief ontrold werd, zag ik dat Dooremans ontwerp niet alleen intern coherent was. Het bouwde voort op de architectuurlijnen van de toren zelf, om zodoende nog meer impact te hebben op de toeschouwers — de ‘lezers’ — op de begane grond. Het lijnenspel van de Boerentoren speelde een subtiel spel met het lijnenspel van Dooremans tekstontwerp.

Zoals hij had gepland en voorzien. Ik vraag me sinds die dag nog altijd af: wat zou er zijn gebeurd als Dooreman ook nog eens een architect zou zijn geweest? Misschien moeten we met zijn allen maar beginnen te geloven in reïncarnatie. Zodat Dooreman terug kan komen en opnieuw beginnen. En zodat hij, als geniaal bouwmeester, voor een tweede keer deze Henry van de Velde-prijs kan winnen.

Fragmenten uit deze tekst verschenen eerder in Lanoyes bijdrage aan Dooreman — 2009, Uitgeverij Lannoo nv, Tielt